panorama

De "Menchi"

 

Dit artikel is eerder in druk verschenen in De Archiefvriend van december 2007

Er zijn veel artikelen geschreven over de Yaya, doch slechts sporadisch wordt melding gemaakt van de min of voedster. In het papiamentu "Menchi" (1) genaamd.
De Yaya, door Jeanne Henriquez, omschreven als "mama sin dolo" (2) en door R. Römer als de neger-kinderverzorgster (3), was belast met de zorg en opvoeding van het aan haar toegewezen kind. Was de Yaya er om het kind te verzorgen tot het groot was en vaak meeging als "haar" kind ging trouwen; de min was er hoogstens voor de eerste 2 jaar.
In "Volkskunde van Curacao" schrijft Van Meeteren dat er bij de gegoede families reeds voor de geboorte van het kind werd uitgekeken naar een betrouwbare "meenchi" of "yaya di lechi". Hij vermeldt ook de benaming "ruman di lechi", maar of dat in die kringen altijd zo gezien werd is niet zeker.
Rose Mary Allen (4) schrijft over een dochter van een menchi. Haar moeder moest een kind van de plantage-eigenaar voeden. De eigenaar stond er op dat één borst voor zijn kind gebruikt werd en de andere borst voor de dochter van de min. Haar moeder ging hier niet mee accoord en stelde hem voor de keus: of op haar manier of ze zou zijn zoon niet voeden. De dochter vertelt dat zij haar "ruman di lechi" alleen van naam kent en geen enkele binding heeft met hem of zijn ouders.

Dit zal wel het geval geweest zijn wanneer een vrouw een ander kind zoogde, niet voor geld, maar om een moeder die geen melk had te helpen of in het geval de moeder was overleden. Zoals iemand uit Band'abou vertelde: "aangezien mijn moeder mij niet kon voeden heeft een buurvrouw mij, samen met haar eigen zoontje, gevoed. Deze jongen werd mijn "ruman di lechi" en wij zullen altijd broers blijven, "pa henter nos bida".
Maar uit de manumissie brieven blijkt dat er toch wel waardering bestond voor de voedster en wordt melding gemaakt dat de min of haar kind werd vrijgelaten "uit erkentelijkheid" (5).
In 1737 krijgt het mestieze jongetje Frans, zoon van de mulattin Marietje, de vrijheid door Pieter Kok "ende sulx uyt consideratie dat gemelde moulatine het kind van hem heeft gemind gehad".
In 1745 krijgt de negerin Grasie, gewezen min van Abigail de Wilde, haar vrijheid wegens trouwe diensten. Ook aan de sambose jongen Johannes wordt manumissie verleend wegens de trouwe dienst door zijn moeder Susanna Ursula als min van Jean Ezuri Roelans.

Dat de min soms nog verder betrokken was bij de opvoeding van het kind blijkt uit de nalatenschap van de vrije mulattin Maria Magdalena Levy. In 1766 heeft zij bepaald dat de vrijheid gegeven moet worden aan de mulattenkinderen Andrea Sabina en Juan Thomas, kinderen van haar overleden negerin Nora, wegens "trouwe dienst van Nora, die de min was van haar dochter Clara Maria en haar ook heeft grootgebracht". Pas in 1786 worden de manumissie brieven opgemaakt; zowel Maria als Nora zijn dan al overleden. Dus Nora was naast voedster ook een "yaya".
Uit de manumissie brieven blijkt dus dat aan enige zoogster uit "erkentelijkheid" de vrijheid werd gegeven, maar we komen dit niet tegen voor de "yaya's". Waarschijnlijk doordat deze vrouwen hun hele leven in dienst bleven bij de familie. De erkentelijkheid voor bewezen diensten komt wel terug in de testamenten waarin zij genoemd worden. Hoewel er vaak sprake was van een "werkverhouding" was het blijkbaar niet nodig om dit vast te leggen. Slechts éénmaal ben ik een notariële akte tegengekomen waarin de overeenkomst officieel werd vastgelegd.
Op 16 januari 1852 werd een notariële akte opgemaakt door Felix Vidal en Anna Poulina Gunsteling (6), ook wel Nono genaamd, bijgestaan door Mr. Hendrik de Quartel die voor haar haar manusmissie brieven verkregen had. In deze akte wordt het volgend overeengekomen:
"Anna verbindt zich om te dienen als min en met hare melk te voeden de zuigeling genaamd Isabel, die zij reeds sedert 12 december 1851 zoogt, totdat deze de ouderdom van 2 jaren bereikt zal hebben. Vidal verbindt zich om Anna en haar dochtertje behoorlijk te voeden en te kleden en haar als maandelijks loon fl. 2,-- te betalen, hetwelk door haar zelf gesteld is, en daarboven nog fl. 2,-- per maand als extra beloning indien zij zich "wel gedraagt en de comparant ter andere zijde over haar tevreden is". Dat de belooning en extra belooning echter niet maandelijks zullen betaald, maar bij het einde harer dienst als min aan de Comparante ter eene worden toegekend."

Tot slot kunnen we nog verwijzen naar de website van de heer John Schermer over Families van Bonaire (7). Hierin wordt de achternaam "Zustermin" opgenomen. Op Bonaire werd bij manumissie vaak een achternaam gegeven die betrekking had op het werk en volgens Schermer werd deze naam toegekend aan een slavin die borstvoeding gaf aan een kind van de familie Leseur.


Noten:

  1. In het woordenboek van Dijkhof (1980) vinden we dit woord niet terug, wel in de Diccionario van G.P. Jansen (1945). Het wordt dan geschreven als "menchi". R.M. Allen (2007) schrijft het ook als "menchi" en vertaalt het als "a woman employed to breadfeed a child, mostly of elite families". Van Meeteren schrijft het als "meenchi".
  2. Korsou su Muhenan Pionero, pag. 107 e.v.
  3. Cultureel Mozaik v.d. N.A., pag. 12.
  4. Di ki Manera (2007) pag. 206.
  5. Met dank aan Christel Monsanto
  6. Anna is in 1849 gemanumiteerd en was toen 15 jaar oud.
  7. Bonairiaanse families 1700 - 1900.