Dit artikel is eerder in druk verschenen in De Archiefvriend van december 2003 en wordt hier met toestemming van de auteur geplaatst.
De website van de auteur is te bereiken via www.walterpalm.com


Antilliaanse muziek is musicologisch zeer interessant, omdat het een mengvorm is van Europese, Afrikaanse en Joodse invloeden. De Antilliaanse muziek wordt gekenmerkt door het ongedwongen samengaan van Afrikaanse, Noord-Europese en Joods-Sefardische en Iberische  invloeden. (De syncopen in de Antilliaanse wals vinden we ook in de Iberische muziek).

De Antilliaanse componisten waren sterk beïnvloed door walsen van Frédéric Chopin (1810-1849) en Franz Schubert (1797-1828) uit de eerste helft van de negentiende eeuw. In de twee- en driedelig Antilliaanse walsen is vooral het eerste deel Europees en het tweede deel met zijn sterke syncope Afrikaans. Bekende walsen zijn "Aura" van Albert Palm, "Pan Angelical" van Jacobo Conrad en "Un recuerdo" van Jacobo Palm.

Jan Gerard Palm toverde de muziek-vorm die bekend staat als  tambu (letterlijk trom), om in een nieuwe muziekvorm tumba - let op de woordspeling! - door de zware Afrikaanse ritmiek van de tambu te overgieten met een Europese melodie.

Naast de wals en de tumba is vooral de mazurka zeer populair.  Dit is oorspronkelijk een Poolse dans in driekwartsmaat met accent op de tweede tel. Bekende mazurka's zijn "Morning Greetings" van Jacobo Palm, "Eliza" van J.G. Palm en "La simpática" van R. Th. Palm.

Naast de tumba, de wals, de mazurka, heb je de pasillo en de danza. Pasillo's zijn "veredelde Curaçaose walsen". Het zijn vaak relatief moeilijke pianostukken waarop niet gedanst maar vooral naar geluisterd wordt.
Eigenlijk vergelijkbaar met hetgeen Chopin gedaan heeft met de Weense wals. Bekende pasillo's zijn o.a. "Ecos del Alma" en "Inocencia" van Jacobo Palm.

Zoals de Curaçaose wals getypeerd wordt door een rijkdom aan harmonische variaties, wordt de danza gekenmerkt door een verscheidenheid aan ritmen.
Het is bij uitstek het symbool van de culturele verscheidenheid van Curaçao. Noordeuropese invloeden komen sterk naar voren in het eerste deel de "Chaine". (De heer loopt naar de dame om haar ten dans te vragen en loopt met haar gearmd naar de dansvloer). In het tweede deel domineren Iberische en Joodse invloeden, terwijl het derde deel van Afrikaanse origine is.
Prachtige danza's zijn geschreven door o.a. Jules Blassini (1847-1887) een leerling van Jan Gerard Palm die aan het conservatorium in Parijs zijn studie afrondde. Twee van zijn composities staan op de piano-CD van Harold Martina.

De instrumentatie bij de uitvoering van Antilliaanse muziek bestond veelal uit: piano, kuarta en contrabas. Hierbij zij aangetekend dat Jacobo Conrad prachtige vioolcomposities heeft geschreven en dat de orkestwerken van Shon Dòdò Boskaljon in de daartoe voorgeschreven bezetting werden uitgevoerd.

Antilliaanse musici zijn uit musicologisch oogpunt interessant omdat er sprake is van dynastievorming. Er zijn drie families die op het terrein van de klassieke Antilliaanse muziek en ook van literatuur een prominente rol spelen en dat zijn de families: Palm, Boskaljon en Corsen.

 

JAN GERARD PALM

De grondlegger van Antilliaanse muziek  was de grootvader van mijn grootvader Jan Gerard Palm (1831-1906) "Shon Gerrie". Hij gaf de Antilliaanse muziek zijn eigen identiteit. We hebben het vaak over Antilliaanse identiteit. Als ik kijk naar de Antilliaanse identiteit in kunstvormen dan is dat een mengeling van Europese, Joodse en Afrikaanse
cultuur. Het zijn interculturele of zo je wil transculturele kunstuitingen die uitdrukking geven aan onze culturele rijkdom namelijk zowel Europa, het Joodse erfgoed en Afrika. In de typisch Antilliaanse architectuur hebben we Zaanse gevels maar Afrikaanse ornamentiek. Jan Gerard Palm gaf als eerste de Antilliaanse muziek zijn eigen identiteit door in zijn composities een zeer typische mengeling aan te brengen van Europese melodieën, Joodse harmonieën en Afrikaanse ritmiek.

De andere grote verdienste van Jan Gerard Palm was dat hij de grondlegger was van de Palmdynastie. Drie van zijn kleinzonen wijdde hij persoonlijk in, in alle geheimen van de muziek. Deze drie kleinzonen zijn Rudolf Theodorus Palm (1880-1950) bijgenaamd Shon Dòdò, John A. Palm (1885-1925) en mijn grootvader Jacobo Palm  (1887-1982) bijgenaamd Shon Coco.

Shon Dòdò woonde in de IJzerstraat in Otrobanda. Albert Palm en Edgar Palm zijn beide zonen van Shon Dodo Palm.
Dodo Palm speelde  piano, orgel en fluit en was verder organist in de Joodse synagoge. Dit nam hij over van zijn grootvader, Jan Gerard Palm die jarenlang organist is geweest in de Fortkerk maar ook in de Joodse synagoge.
Naar verluidt schreef hij eerst zijn composities op om ze pas daarna op de piano te spelen om te horen hoe zij klonken. Een van de mooiste composities van Shon Dòdò was zijn concertwals "Elly". Zijn onlangs overleden zoon Edgar Palm (1905-1998) was pianist en organist.
Hij spande zich vooral in om de Antilliaanse muziek te conserveren. Daarnaast heeft hij zich buitengewoon verdienstelijk gemaakt door zijn activiteiten voor de muziekschool die later ook naar hem is vernoemd. Een andere zoon van Shon Dòdò, Albert Palm (1903-1958), was pianist en contrabassist. Zijn wals "Aura" is nog steeds heel populair.
John  Palm is helaas niet zo oud geworden. Hij speelde klarinet.

Shon Coco (Jacobo Palm) was in de eerste plaats componist. Zijn composities zijn rijk aan fraaie melodieën. Daarnaast was hij een meervoudig instrumentalist. Hij speelde piano, orgel, viool en fluit. In het Curaçaosch Philharmonisch Orkest was hij concertmeester.

Hij kende de wereldberoemde pianist Arhur Rubinstein persoonlijk en die kwam ook bij hem thuis. Hij had ook kritiek op de aanslag, het toucher van het pianospel van zijn vriend. Zijn aanslag zou te zwaar zijn, volgens mijn grootvader. Een anekdote wil ik u in dit verband niet onthouden. Mijn grootvader had de gewoonte om vanuit zijn tuin commentaar te roepen als iemand bij hem in de huiskamer piano speelde. Zo riep hij een keer vanuit de tuin naar degene die piano speelde dat die muziekpassage zachter gespeeld moest worden. Pas toen hij de woonkamer betrad bemerkte hij dat de fameuze pianist Arthur Rubinstein aan de piano zat.

Mijn grootvader was naast componist en uitvoerend musicus ook muziek -pedagoog. Een van zijn bekendste leerlingen, de pianist en componist Wim Statius Muller (*1930). Hij behaalde in 1954 zijn Master's Degree aan het prestigieuze  Juilliard School of Music.
Een van de trofeeën waar mijn grootvader heel trots op was, is de aan hem gerichte brief van de Juillard School om hem te complimenteren met het muzikale onderricht dat hij gegeven heeft aan Statius Muller.

Een andere pupil van mijn grootvader is mijn neef Robert Rojer (*1939) die pianist en componist is. Onlangs heeft hij "danzas" van de Cubaanse componist Miguel Cervantes op de plaat gezet en enkele jaren geleden heeft hij een CD uitgebracht met eigen composities.

Mijn grootvader stond altijd vroeg op. De achterdeur van het huis moest open blijven, zodat degene die van de plantage voor dag en dauw verse groente en melk kwam brengen, de spullen op de keukentafel kon achterlaten. Hij opende de ochtend met majestueuze muziek van zijn favoriete componist Frédéric Chopin. Vóór de oorlog gaf hij les aan het meisjesinternaat "Habaai", wat een soort "Finishing school" was voor meisjes van het vasteland, de Tierra Firme. De voertaal was Spaans. Hij draaide daar zijn hand niet voor om  en in die taal gaf hij de Zuid-Amerikaanse aristocratische dames onderricht in viool en piano.

Zijn lunch was altijd licht. Karnemelk met funchi was een van zijn favoriete maaltijden, maar ook stobá en verse vis. Na de lunch "e ta laga kuminda sak" ("hij laat het eten zakken") en vanaf drie uur gaf hij privé-les. Ook hier wil ik u een anekdote niet onthouden. Hij was eens bij een steenrijke familie in Scharloo. De heer des huizes vertelde hem dat hij heel jaloers op hem was. Mijn grootvader was uiteraard verbaasd. Tot de rijkaard hem vertelde dat hij zo jaloers was op mijn grootvader omdat zijn naam zou voortleven in zijn composities.
Om vier uur 's middags èn om zeven uur 's-avonds speelde mijn grootvader orgel in de pro kathedraal Santa Anna. Als er lof was, werd er op tijd begonnen, maar als er een huwelijk werd voltrokken begon men altijd te laat omdat een bruid naar goed Antilliaans gebruik altijd te laat is. Menig bruidspaar is onder de tonen van "Sobre las olas de la vida " de kerk uitgewuifd.
Na het lof of de bruidsmis was het nog niet afgelopen. Hij ging daarna optreden met het Curacaosch Philharmonisch Orkest.

Het was een fijnbesnaard man, mijn grootvader. Zo vertelde hij mij dat hij als kind wandelde met zijn vader en dat zijn vader hem vertelde dat zij een bepaalde straat niet in konden wandelen. Toen hij naar de reden vroeg antwoordde zijn vader hem dat in die bewuste straat iemand woonde die hem geld schuldig was en dat het niet de bedoeling was van de wandeling om mensen te kwetsen door hen te herinneren aan hun schuld.
Mijn grootvader was ook een joyeus man. Hij had een heel aparte strohoed, de Panamáhoed. Deze elegante hoed werd op een bepaald moment steeds moeilijker verkrijgbaar en moest tot in Parijs gekocht worden. Met zijn zwierige composities verbond hij als een Panamá-kanaal de Afrikaanse en de Europese muziek.


FAMILIE BOSKALJON

De tweede grote familie op het Antilliaanse muziekgebied is de familie Boskaljon.
Johannes Petrus ( Boskaljon (1863-1936),  "Shon Janchi",  was componist en dirigent. Hij was de oprichter harmoniekorps "Santa Cecilia"  en menig zondagavond verluchtte hij het Brionplein met zijn aanstekelijke soirees.
Terwijl de jongedames flaneerden en de jongemannen hun ogen uitkeken, loerden de nonnen vanachter de jaloezieën of hun leerlingen zich wel betamelijk gedroegen.

Zijn zoon Rudolf Boskaljon (1887-1970)  bijgenaamd "Shon Dòdò", was ook dirigent en componist. Hij richtte in 1939 het Curacaos Philharmonisch Orkest op en leidde 25 jaar dit orkest dat zijn levenswerk werd. Het feit dat veel van de instrumentalisten veelzijdig waren kwam daarbij goed van pas. Als de partituur bijvoorbeeld voorzag in een harppassage en er was geen harpist op het eiland, dan leerde iemand zichzelf harp spelen. In muziekland was het een beetje Robinson Crusoë.
Shon Dòdò componeerde onder meer de "Curaçao symfonie" met thematisch materiaal ontleend aan Curaçaose volkslieden en wel "Luna ku solo lagami pasa", "Nos tera ta baranka" en "E kas e kas ta bon traha". In juni 1944 beleefde het Curacaos Philharmonisch Orkest een hoogtepunt toen orkestwerken werden uitgevoerd van uitsluitend Antilliaanse componisten. Naast de concertwals "Elly" van Shon Dòdò Palm en de "Curacaos Symfonie" werden uitgevoerd "Trianon" van Charles Maduro, "Fantasie" van Jan Gerard Palm en "Curaçaose Dans Suite" van Shon Dòdò Boskaljon met een bewerking van "Morning Greetings" van Jacobo Palm.

De dochter van "Shon Dòdò",  Lucila Engels-Boskaljon (1920-1993), "Shon Chi", was een expressionistisch schilder. Zij exposeerde in het Stedelijk Museum in Amsterdam



FAMILIE CORSEN

De derde grote familie op het terrein van de Antilliaanse kunst is de familie Corsen.
Joseph Sickman Corsen  (1855-1911) "Shon Jo", was dichter en musicus. Wie kent niet zijn bekende gedicht "Atardi"? Hij was heel actief met het tijdschrift "Notas y Letras". Wat veel mensen niet weten is dat hij prachtige walsen heeft gecomponeerd. In laatstgenoemd tijdschrift hebben Corsen en vele anderen muziekstukken gepubliceerd.

Yolanda Corsen (1918-1969),  kleindochter van "Shon Jo", de moeder was een Palm, dichtte onder het pseudoniem Oda Blinder.
Chal Corsen, (1927-1994), broer van Yolanda, was schilder en schrijver.
Randal Corsen (*13 augustus 1972), achter-achterkleinzoon van Shon Jo, In 1995 is hij cum laude geslaagd aan het conservatorium als "docerend musicus"  en in 1997 opnieuw cum laude geslaagd in de studierichting "uitvoerend musicus".



MUZIKALE INFRASTRUCTUUR


Musicologisch is het interessant om op te merken dat een muzikale infrastructuur op Curacao nagenoeg ontbrak. Wat natuurlijk niet geheel verwonderlijk is gegeven de kleinschaligheid.
Zo was en is er géén muziekuitgeverij. Er zijn überhaupt geen uitgevers op Curaçao. Dit betekent dus wel dat composities verloren kunnen gaan. In 1981 is de "Obras de Jacobo Palm" door de familie uitgegeven. Chris Engels had dan ook een vooruitziende blik toen hij patiënten van hem, die componist waren,  hun doktersconsult liet betalen door een handgeschreven compositie mee te nemen. De zo ontstane Muziekcollectie Stroomzigt, die ik in augustus 1990 heb mogen ontsluiten, is dan ook van onschatbare waarde. Zo bevat de collectie alle composities van het befaamde concert van juni 1944.
De composities waren grotendeels verloren gewaand en het is natuurlijk een droom van elke musicoloog om ze te ontdekken.

Het ontbreken van een muzikale infrastructuur gaf veel ongemak. Zo waren er ook geen pianostemmers. Dat moest mijn grootvader zélf doen. Jacobo Palm was van zijn generatie trouwens een van de weinige beroepsmusici die Curaçao rijk was. De meeste andere musici waren amateur. Tegenwoordig is Eric Gorsira (1935- ) met zijn Curaçaos Strijkkwartet en Jeugdorkest beroeps.
Zeer vermeldenswaard is de naam van Agustin Bethencourt (zie "Honderd jaar muziekleven op Curaçao  van R. Boskaljon, pagina 18). Bethencourt (van origine uit Spanje) kwam in 1860 op Curaçao aan. Hij richtte in 1867 een boekhandel op , welke onder de naam "Bethencourt e hijos" bekend werd. In 1868 breidde hij deze zaak uit met de handel in muziekstukken en muziek-instrumenten, terwijl in 1880 er tevens een drukkerij aan werd verbonden, waar ook muziek werd gedrukt!

DE VROUW

Wat was bij dit alles de positie van de vrouw? Zij was natuurlijk, zoals overal elders ter wereld, de muze. Talloos zijn de composities met vrouwennamen. In de tweede plaats was de vrouw vaak de organisator, tegenwoordig zouden we zeggen de zakelijk leider van het gezelschap.
Vrouwelijke componisten waren er ook, zoals Shon Graciela (vrouw van Shon Dodo, geboren Ecker) en haar zus "Shon Lie". Bekend van Shon Graciela is "Madeline" (geschreven voor haar kleindochter Madeline Statius van Eps-Diaz). Er waren  ook vrouwelijke schilders zoals Lucila Engels-Boskaljon (dochter van Shon Dodo) en vrouwelijke schrijvers zoals Yolanda Corsen.


CONCLUSIE
In het voorafgaande heb ik een schets gegeven van de geschiedenis van de Antilliaanse klassieke muziek. Daarbij heb ik het heden, waarin ook een tomeloze creativiteit ten toon wordt gespreid, maar dat nog geschiedenis moet worden, buiten beschouwing gelaten. Ik heb getracht aan te tonen, dat wij ons niet hoeven te schamen; slechts weinig, wat de grootte betreft vergelijkbare plaatsen kunnen bogen op een dergelijke muzikale rijkdom. Laten wij deze prachtige erfenis dan ook in ere houden.

© 2003 Walter Palm

Literatuur:
Boskaljon, "Honderd jaar muziekleven"
Edgar Palm: "Muziek en musici van de Nederlandse Antillen".