panorama

Het verhaal van Andries

 

Dit artikel is eerder in druk verschenen in De Archiefvriend van maart 2007

De gang van zake bij de geboorte van een kind was aan het begin van de vorige eeuw duidelijk: direkt na de bevalling moest er bij de Burgerlijke Stand aangifte van deze geboorte worden gedaan, waarna de ambtenaar of de hulpambtenaar deze aangifte in het register van geboorten in tweevoud inschreef.
Men kon zich hieraan niet onttrekken, zoals ook bleek toen Andries D. op 31 maart 1914 voor het Kantongerecht op Curaçao werd gedagvaard “teneinde te worden terechtgesteld ter zake dat hij als vader verzuimd heeft de aangifte der geboorte binnen drie dagen na de bevalling te doen”.
Nu heeft hij wel een sterk argument om zich vrij te pleiten: hij is niet de echte vader van het kind.

Verweer
Andries vertelt aan de waarnemend Kantonrechter mr. H.R.R. Chapman dat hij landbouwer is, 41 jaar oud en dat hij getrouwd is met Leocadia, maar dat het al meer dan twee jaar geleden is dat hij met haar ruzie heeft gehad en dat zij hem verlaten heeft. Ook vertelt hij dat hij omstreeks drie of vier maanden geleden heeft vernomen dat zijn vrouw zwanger is, zonder dat hij met haar gemeenschap had. Hij voorziet dat hij straks met de gebakken peren komt te zitten en gaat naar de Districtsmeester met het verzoek om een bewijs van onvermogen om een echtscheiding te bewerkstelligen. Dit bewijs werd aan hem afgegeven.
Andries gaat verder: “Op een donderdag in de maand maart van dit jaar, kwam 's avonds omstreeks tien uur mijn veertienjarige dochter Martina bij mij. Zij was door haar moeder gestuurd om het trouwboekje op te halen, ten einde de aangifte van geboorte van het kind te kunnen doen. Dat weigerde ik af te geven, omdat ik niet de vader van het kind ben. Daarop werd ik door de Districtsmeester opgeroepen en ondervraagd, waarbij ik heb herhaald dat ik geweigerd heb het boekje af te geven, omdat ik niet wil hebben dat het gegeven kind - omdat het mijn kind niet is - in het boekje ingeschreven wordt en dat ik daarom ook weiger de aangifte te doen”.

Twee getuigen
akte van geboorte Daarna werd Maria Steba als getuige gehoord. Deze 41-jarige hoedenvlechtster vertelde dat Leocadia haar in de avond van zondag op maandag de negende maart van dit jaar liet verzoeken om bij haar te komen en haar te komen helpen bij haar bevalling, omdat zij geen verloskundige hulp had.
“Ik ben naar de woning gegaan en ben omstreeks middernacht behulpzaam geweest bij haar bevalling van een kind van het mannelijke geslacht”.

Zij vertelde verder dat zij de moeder elke dag daarna bij herhaling opmerkzaam heeft gemaakt van het doen der aangifte. De daaropvolgende donderdag had de moeder gezegd dat zij haar trouwboekje bij haar echtgenoot zou laten halen om de aangifte te bewerkstelligen. De dochter Martina vertelde de volgende ochtend aan Maria Steba dat zij het boekje de vorige avond bij haar vader was gaan halen, maar dat hij geweigerd had het af te geven. Vervolgens liet Maria Steba Andries bij haar komen en die vertelde haar dat hij op de avond van donderdag omstreeks tien uur van zijn dochter had vernomen dat zijn vrouw bevallen was en dat hij haar toen heeft geweigerd het trouwboekje af te geven om het kind - dat zijn kind niet is - daarin te laten inschrijven. Maria Steba was de daaropvolgende zaterdagmorgen naar de Districtsmeester gegaan en had hem het voorgevallene medegedeeld.

De volgende getuige was de Districtsmeester van het tweede en derde district Jacob Jan Beaujon. Hij was tevens Hulp-ambtenaar van de Burgerlijke Stand en in beide functies bij deze zaak betrokken. Hij bevestigde dat Maria Steba hem op veertien maart het voorgevallene was komen mededelen. Ook bevestigde hij dat de gedaagde Andries hem omstreeks vier of vijf maanden geleden om een bewijs van onvermogen, om van zijn vrouw te scheiden, had verzocht en dat hij dit bewijs had afgegeven. Ook de rest van het betoog van Andries werd door hem bevestigd.

Vonnis
De rechter had genoeg gehoord en sprak Andries vier weken later, op 30 april 1914, vrij:
"Verklaart het feit den beklaagde te laste gelegd rechtens niet bewezen. Spreekt hem mitsdien daarvan vrij. De kosten te dragen door den lande."
Waarna het vonnis door de rechter en door de griffier Lampe werd ondertekend.

Vervolg
Op 24 juni van hetzelfde jaar werd de complete tekst van het vonnis door de Hulp-ambtenaar der Burgerlijke Stand in het register van geboorten van het derde district van het eiland Curaçao ingeschreven.
In de daarop volgende akte werd de geboorte van het kind ingeschreven. Als aangeefster trad de genoemde Maria Steba op en als Hulp-ambtenaar van de Burgerlijke Stand de genoemde Jan Jacob Beaujon. In deze akte werd als moeder vermeld Leocadia, echtgenote van de beklaagde Andries. Het kind kreeg zo dus toch zijn achternaam en kennelijk berustte Andries in deze situatie, want een akte van scheiding werd tot op heden niet gevonden.

Bron: Register Geboorten Curaçao 1914 , 3° District nrs. 115 en 116.