panorama


Dit artikel is eerder in druk verschenen in De Archiefvriend


Aan het begin van de 19e eeuw maakte Curaçao moeilijke tijden door. Tijdens de Engelse periode was de bloeiende handel verschoven naar onder andere St. Thomas. De vrijheidsoorlog aan de Overkust (Venezuela en Bolivia) werkte een herstel van de handel tegen. Veel joodse kooplieden verlieten het eiland, degenen die achterbleven hadden in de meeste gevallen grote problemen hun schulden te voldoen.

Eén van hen was Jeosuah de Sola. Geboren op Curaçao, vertrok hij in 1795 naar St. Thomas. Dertien jaar later, in 1808, keerde hij weer terug naar zijn geboorte-eiland.
In het begin ging het hem voor de wind. In 1818 kocht hij een huis aan de zuidzijde van de Breedestraat nummer 73 voor 7.000 pesos en een huis aan de zuidzijde van de Wintstraat nummer 162 voor 3.000 pesos. Twee jaar later kocht hij twee huizen op Pietermaai, nummers 116 en 117 voor in totaal 8.000 pesos en een huis aan de Waterkant nummer 4 (dat toen nog doorliep tot aan de Heerenstraat) voor maar liefst 20.000 pesos. In 1821 betaalde hij 11.500 pesos voor een huis aan de oostzijde van de Heerenstraat, nummer 43. De plantage Rijkenberg alias Girouette werd in 1822 aan zijn bezit toegevoegd, hiervoor legde hij 11.000 pesos neer. Vier jaar later kwam daar voor 8.000 pesos de plantage Klein Piscadera bij. Verder bezat hij nog twee woningen aan de noordzijde van de Breedestraat nummers 113 en 115, elk met een getaxeerde waarde van 10.000 pesos, en een woning in de Keukenstraat nummer 53 voor 2.000 pesos. In totaal bezat hij – op papier – in 1828 voor ruim 120.000 gulden aan onroerend goed. (1)

Maar De Sola had door tegenslagen in de handel grote schulden en veel van zijn bezittingen waren met hypotheken bezwaard. In hetzelfde jaar werd de plantage Klein Piscadera door de deurwaarder en gerechtsbode wegens een belastingschuld geveild en verkocht aan Geertruida Berch, gescheiden echtgenote van Alexander Evertsz. Zij betaalde hiervoor slechts 5.230 gulden, iets meer als de helft van het bedrag dat De Sola twee jaar daarvoor nog had neergeteld.  

In theorie bezat Jeosuah de Sola voldoende onroerend goed om zijn schulden te dekken. Maar contanten was schaars in de kolonie en het bleek bijzonder moeilijk om zijn huizen zonder al te grote verliezen te verkopen.

Dus verzon hij een andere oplossing. Met toestemming van de gouverneur organiseerde hij in 1829 een loterij met als doel ‘hetwelk niet anders is dan om vier myner vaste effecten te verkoopen, ten einde met het bedrag daarvan de op dezelve gevestigde hypotheken aftelossen en alzoo het overschot myner bezittingen onbezwaard te laten, die dan voldoende zyn om myne overige crediteuren aftebetalen, [...] verder tot voorkoming van mynen ondergang, die anderszins by den tegenwoordig vervallen staat van den handel dezes eilands, die geene hoop op herleving aanbiedt’. (2)

Er waren vier verschillende klassen.  Voor de 1e klasse met een hoofdprijs van 400 gulden werden 1200 loten van 9 gulden uitgegeven. De loten in de 2e klasse kostten 12 gulden, de hoofdprijs was ‘een flesch inhoudende volgens factuur 25 oncen Otto of Rose gewaardeerd op 800 gulden’. Maar waar het De Sola om ging waren de 3e klasse (25 gulden per lot) met als hoofdprijs het huis in de Keukenstraat nummer 53, en de 4e klasse (38 gulden per lot) met als hoofdprijs de plantage Rijkenberg, als 2e prijs het huis in de Breedestraat nummer 113 en als 3e prijs het huis Bredestraat nummer 115.
In principe bedroeg het prijzengeld evenveel als de geplande inkomsten uit de lotenverkoop, namelijk 65.600 gulden.
Maar de getaxeerde waarde van het te winnen onroerend goed was aanzienlijk hoger dan de reële waarde. (3)
Dat was niet het enige probleem. De winnaar was verplicht 15 procent van het prijzengeld c.q. de getaxeerde waarde als belasting te betalen ‘welks bedrag uit hoofde van de slechte tyds omstandigheden, door allen niet gemaklyk verkrygbaar zoude zyn.’
In een poging om van zijn loterij toch een succes te maken, wilde De Sola de toch al zware hypotheken met 15 procent verhogen, zodat de prijzen onbelast uitgekeerd konden worden. Gingen de hypotheekhouders hiermee niet accoord, dan was hij bereid de winnaars voor twee jaar een hypotheek te verstrekken tegen 6 procent rente. (4)

Het mocht allemaal niet baten. In de Curaçaose Courant van 8 augustus 1829 moest hij bekend maken, dat de loterij werd geannuleerd. De Sola toonde zich een verbitterd man.
‘Bij het maken van het plan der Lotery, die ik de eer heb gehad als het eenigste my overgeblevene middel om myne volslagene ruïne voortekomen, het publiek aantebieden, verwachtte ik, niet alleen deszelfs aanmoediging, maar tevens deszelfs yverige ondersteuning ten einde den uitslag derzelve Lotery te bespoedigen [...] dat ik, terug gekomen in 1808, met eenen uitgebreiden handel volhard heb by hetzelfde sistema en dezelfde grondbeginselen van vriendelykheid, zoo als ik zeggen mag en voor de waarheid verzekeren kan, ten nadeele zoo van myzelven als van myne groote familie. [...] ik verwachtte, om als eene belooning van myne vrienden en landgenooten hunnen welwillenden bystand te erlangen, dien ik zoo zeer inroep, ten einde door middel van myne gezegde Lotery my uit de geldelyke ongelegenheden te redden waarin ik my bevind; doch dewyl deze reciprociteit en menschlievendheid met en jegens my niet zyn gebruikt geworden, zelfs, hetgeen verwonderenswaardig is, niet door myne crediteuren wier belang het was de Lotery te begunstigen [...] zoo ben ik verpligt te zeggen dat het grootste gedeelte der tegenwoordige menschen van Curaçao afkerig zyn om eene gunst te bewyzen en hunne gezindheid niet schynt te zijn om eenen man, die zich in verlegenheid bevindt, gelyk my zelven aan hem eene hulpvaardige hand aantebieden om hem optehelpen [...] verpligt zyn zal myne Lotery te vernietigen.’ 

Goed een maand later probeerde Jeosuah de Sola enkele huizen in Punda via een publieke veiling te verkopen. Het huis nummer 4, waarin hij zelf woonde, werd gesplitst in twee woningen van elk twee verdiepingen en elk met twee pakhuizen. Verder werden geveild het huis in de Bredestraat nummer 115 en het huis in de Keukenstraat nummer 53. Al deze panden waren bezwaard met een hypotheek, de hypotheekhoudster was mevrouw S.B. de Quartel. (5)
De veiling mislukte, geen van de panden werden verkocht. De Sola bleef wonen op nummer 4 aan de Waterkant, het gedeelte aan de Heerestraat werd verhuurd.

Op 13 maart 1830 organiseerden Gijsbert Voz Jz. en Bernard Anthony Cancrijn, leden van de Weeskamer en gemachtigden van Jeosuah de Sola, een publieke veiling. Ditmaal werden de plantage Rijkenberg, twee huizen nummers 43 en 73 in Punda te koop aangeboden, evenals de woningen nummer 116 en 117 op Pietermaai. Ook deze veiling bleef zonder resultaat.
Twee jaar later doen Vos en Cancrijn nog een tevergeefse poging om drie huizen van De Sola publiek te verkopen. (6) Het water staat hem inmiddels aan de lippen, op 8 juni 1832 veilde de deurwaarder en gerechtsbode beide helften van nummer 4 in Punda. Het huis aan de Waterkant werd voor 4.925 gulden gekocht door Carlo Beli, het gedeelte aan de Heerestaat voor 3.350 gulden door Hendrik Willem de Quartel. Het perceel waarvoor De Sola in 1820 nog 20.000 pesos had betaald, bracht nu omgerekend slechts 6.200 pesos op. Verder werd die dag ook het huis in de Breedestraat nummer 115 geveild en verkocht voor 4.500 gulden aan de weduwe van Abraham Naar. Het huis bracht nauwelijks 1/3 op van wat De Sola er destijds voor had betaald.

Jeosuah de Sola overleed kort daarna. De sequesters van de boedel organiseerden op 12 november wederom een publieke veiling, ditmaal werd de plantage Rijkenberg en de huizen nummer 43 en nummer 73 in Punda en Pietermaai nummer 116 en 117 wel verkocht. Maar ook nu voor maar een fractie (minder dan 20 procent) van de getaxeerde waarde.  

(Wanneer de laatste bezittingen van Jeosuah de Sola, nummer 53, nummer 113 en nummer 162 in Punda, zijn verkocht, is niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 1834, maar de transportactes van dit kwartaal ontbreken.)


Noten:
(1) In 1828 werd de gulden ingevoerd, 100 peso was gelijk aan 133,33 gulden.
(2) De Curaçaosche Courant 27 juni 1829
(3) De Curaçaosche Courant 11 april 1829
(4) De Curaçaosche Courant 16 mei 1829
(5) De Curaçaosche Courant 19 september 1829
(6) De Curaçaosche Courant 5 mei 1832