- Details
Nieuwe serie over architecten
Er is een serie artikelen over architecten op Curaçao in de twintigste eeuw. Die werden merendeels geschreven door Christel Monsanto en zijn eerder in de gedrukte versie van De Archiefvriend gepubliceerd.
De reeds geplaatste artikelen gaan over de architecten
- Ben Smit
- Alberto Badaracco
- Jacob Fresco en Gerard Roovers
- Johan H. Werner, geschreven door Helma Maduro- Molhuijsen
- Pieter A. van Stuivenberg
- Kees Bakker
- Henk Nolte
- Frits Zingel
- Guido Vetter
- Details
Een muzikale wandeling met Harry Moen
foto door mevrouw Statius
Op 19 november j.l. verzorgde Harry Moen een muzikale wandeling door Otrobanda.
Helaas konden er maar twintig Vrienden mee, daarom zullen we proberen om deze activiteit in het nieuwe jaar te herhalen. De deelnemers waren dol enthousiast over de leuke anekdotes uit het verleden over dit stadsdeel en zijn bewoners. Harry Moen wist op bijna iedere straathoek daarover iets te vertellen en daarbij passende muzikale herinneringen op zijn kuarta te spelen.
- Details
Excursie naar Blue Bay
Big Mama, een beeld van Hortence Brouwn
Op 8 december 2021 was er voor de Vrienden een busexcursie naar het terrein van Blue Bay. Na aankomst en begroeting werd het gezelschap in twee groepen verdeeld.
De ene groep werd door de bus afgezet bij het Battle Station Blaauw uit de Tweede Wereldoorlog waar Allan van der Ree een boeiende uitleg gaf. De andere groep Vrienden genoot onder leiding van Christel Monsanto van een rondleiding over het resort om alle daar opgestelde beelden te bezichtigen.
Daarna kwam de de bus met de tweede groep naar Battle Station Blaauw, waar de Vrienden uit de eerste groep werden opgepikt om de beelden te gaan bekijken en kreeg de tweede groep een rondleiding van Allan van der Ree.
Na de isolatie in verband met corona was dit weer een geslaagde activiteit van de Vrienden.
- Details
Johan Heinrich Werner, de ‘doodgezwegen’ architect
Door Helma Maduro – Molhuijsen.
Dit artikel verscheen eerder in druk in de Archiefvriend van maart 2013
Johan Heinrich Werner Jr., meestal Henk en soms ook Hans genoemd, werd in 1887 te Amsterdam geboren, als zoon van Johan Heinrich Werner (winkelier) en Maria Happel. In 1913 trad hij met Johanna van Eerden in het huwelijk, dat in 1941 werd ontbonden. Na het behalen van zijn Mulo-diploma bezocht hij, na enige tijd bij de Firma Staal en Haalmeyer in de leer geweest te zijn, de Industriële school van de Maatschappij voor de Werkende Stand. Hier behaalde hij het Einddiploma Bouwkundige. Hij werkte o.a. voor de firma Staal en Kropholler, Arch Samwel en Dr. Joseph Kuipers. Sinds 1908 was hij zelfstandig architect en voerde bouw- en waterbouwkundige werken uit voor Staatsspoorwegen en Genie. Hij was in 1915 ook betrokken bij de renovatie van het Rijksmuseum te Amsterdam
Foto: het Douanegebouw, ontworpen door J.H. Werner
Wat hem ertoe bracht om naar Curaçao te vertrekken is niet meer te achterhalen, maar in 1928 komen wij hier voor het eerst zijn naam tegen. Hij meldde zich als bouwkundige bij het Departement van Openbare werken, waar hij op 20 augustus 1928 in tijdelijke dienst werd genomen tegen een salaris van fl. 500,-- per maand (1). Op 26 oktober 1929 stuurde Werner een brief aan de Gouverneur met het verzoek voor twee maanden vrijstelling en een hoger salaris, zoals hem eerder was toegezegd. Uit deze brief blijkt ook dat hem was vergund als particulier werk te verrichten, ‘mits de dienst er niet onder leed' (2). Als antwoord hierop ontving hij een brief van 16 november waarin hem werd meegedeeld dat ‘zijn diensten niet meer zijn vereist en dat hij per 1 januari 1930 eervol ontheven zal worden van zijn werkzaamheden ’(3).
- Details
Architecten Fresco en Roovers
door Christel Monsanto
Dit artikel verscheen eerder in druk in de Archiefvriend van juni 2022
foto Gerard Roovers, uit familieachief Roovers
Met de twee naoorlogse architecten, Jacob (Jacques, Jaap) Fresco en G.A.M. (Gerard) Roovers, die vaak in één adem genoemd werden, wordt de reeks over de vroegere architecten voortgezet. Fresco en Roovers hadden enige jaren samen een architectenbureau op Curaçao. Na de rellen van 30 mei 1969 verlieten beiden Curaçao en vestigden zij zich weer in hun geboorteland Nederland. Daarna lijkt Fresco als van de aardbodem verdwenen, terwijl van Roovers nog het een of ander in de Nederlandse kranten en op Google te vinden is.
Het bekendste werk van Jaap Fresco is het Autonomie monument (1955) aan de rand van Salinja. Ieder kind kent de tekst: “steunend op eigen kracht doch met de wil elkander bij de staan”, zoals die op de betonrand van de vroegere rotonde nog steeds te lezen is. De symboliek van de zes vogels die proberen het nest te verlaten maar door stevige betonbanden tegengehouden worden, stellen de zes eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen voor. De vogels zijn van aluminium, maar dat is nu niet meer goed te zien want ze zijn in een blauwe tint overgespoten. Dat de winkel van de familie Linder in Otrobanda later opende dan gepland, heeft alles met deze vogels te maken. De winkelpui, ook van aluminium en door dezelfde Nederlandse fabriek vervaardigd, werd met enige vertraging geleverd omdat men voorrang gaf aan de vogels in verband met de onthulling van het monument door koningin Juliana. Toen de maquette aan het bestuurscollege werd gepresenteerd, was alleen van Fresco als ontwerper sprake. Dat het zijn geesteskind was, is ook af te leiden uit het feit dat een afbeelding ervan op zijn grafsteen (1) gegraveerd is. In andere publicaties wordt Roovers wel als medeontwerper genoemd.
- Details
Alberto Badaracco (1930-1999)
Door Christel Monsanto
Dit artikel verscheen eerder in druk in de Archiefvriend van april 2022
Mijn artikelen over de architecten die in de 20e eeuw in Curaçao werkten, ga ik voortzetten met Alberto Badaracco (30 november 1930 – 23 maart 1999). In tegenstelling tot de meeste andere architecten die in de naoorlogse periode op Curaçao bouwden, was hij een yu di Korsou, maar valt toch een beetje tussen wal en schip wat het tijdschema betreft. Hij trad ongeveer in 1966 op Curaçao in de schijnwerpers als ontwerper en bleef werken tot aan zijn dood in 1999. Dat is misschien de reden dat hij in het boek van Ronald Gill (1) wel in de tekst sporadisch genoemd werd, maar achterin bij de opsommingen van de uitgevoerde ontwerpen ontbreekt.
Familie Badaracco
Grootvader Alberto Pablo Badaracco was oorspronkelijk van Italiaanse afkomst (1870 – 1930). Hij vestigde zich vanuit Caracas op Curaçao, trouwde met het half-joodse meisje met Curaçaose wortels Abigael Myerston en begon Hotel Americano aan het Brionplein. Daarna was een oom van de architect en zoon van de oprichter, ook weer een Alberto Baderacco, daar hotelier. Deze zoon overleed op maar 41-jarige leeftijd in 1941 omdat hij zijn hele leven een zwak gestel had sinds hij als kind aan reumatische koorts leed. Hotel Americano bestond tot 1969, toen het afbrandde tijdens de rellen van 30 mei.
De ouders van de architect waren Roberto Badaracco (1903 – 1969) en de Colombiaanse Olga de Castro Guerlain (1909- 2007) uit Barranquilla. De oudere generatie Badaracco ligt begraven in het familiegraf op de katholieke begraafplaats aan de Roodeweg. De kinderen van het voornoemde echtpaar met architect Alberto als oudste, zijn allemaal op Curaçao geboren; hij had twee broers en drie zussen. In een interview zei Alberto eens dat hij 10 jaar in Italië gestudeerd had. Feit is, dat hij en zijn Nederlandse vrouw bij het overlijden van zijn schoonvader Beeren, een textielfabrikant uit Weert, in 1964 in Milaan woonde. Uit het huwelijk is dochter Eleonora geboren die nu in Zwitserland leeft. Kort nadat Badaracco weer op Curaçao kwam wonen, scheidde hij van zijn vrouw. Daarna leefde hij eerst alleen bij de jachthaven en later tot aan zijn overlijden met een Nederlandse kapster. Zijn kantoor was gedurende lange tijd aan de George Maduroweg gevestigd.
- Details
Ben Smit (1922 – 2020)
Door Christel Monsanto
Dit artikel verscheen eerder in druk in de Archiefvriend van september-december 2021
Inleiding
Met Ben Smit open ik een reeks artikelen over architecten die in de 20e eeuw op Curaçao werkzaam waren. De meeste van zijn bouwwerken ontstonden tussen 1947 en begin 60er jaren en er is gelukkig veel materiaal over hem te vinden. Dat is vaak niet het geval voor zijn collega-architecten die al eerder of in dezelfde periode als hij op Curaçao ontwierpen en bouwden. Ik denk dan aan Alberto Badaracco, Cornelis Bakker, Henk Nolte, van Stuivenberg, Frits Zingel, A. de Vries enz. (1) waarover ik later in de Archiefvriend zal schrijven. Vaak is de huidige situatie van nog bestaande gebouwen radicaal veranderd, maar door op zoek te gaan naar afbeeldingen uit de tijd wordt veel duidelijk en zal ook blijken dat sommige gebouwen uit het midden van de 20e eeuw zeker de moeite waard zijn om zo weinig mogelijk eraan te veranderen en ze in de originele staat steeds goed te blijven onderhouden en op tijd te herstellen.
We zijn in de gelukkige omstandigheid dat een deel van de nalatenschap van Ben Smit overgebracht is naar het Nationaal Archief, zodat onderzoekers daar terecht kunnen. Aardig wat opnames van de gebouwen door de fotograaf Fred Fischer waren al beschikbaar en nu zijn er ook bouwtekeningen van Ben Smit online te raadplegen op de beeldbank. (2) Meer informatie is te vinden in de vroegere kranten en met name de Amigoe die online toegankelijk is. (3) Bovendien verwijs ik naar de geraadpleegde literatuur. (4)
- Details
Van den Bosch en de slavernij op Curaçao
Door John Gilbert Jonkhout
Dit artikel verscheen eerder in druk in De Archiefvriend van juni 2005
In 1780 werd in de provincieplaats Tiel (Nederland) een jongetje geboren, dat later zou blijken te beschikken over een tomeloze werkdrift, een zeer gezond verstand, veel idealisme, gepaard aan optimisme, en een nooit versagende toewijding aan wat hij zag als de goede zaak. Niets rondom zijn wiegje wees er op, dat hij een glansrijke loopbaan tegemoet zou gaan; een loopbaan, waarin hij diepe sporen trok door de vaderlandse geschiedenis en waarin hij ook zijn invloed deed gelden op Curaçao.
Nadat hij grotendeels zichzelf had opgeleid, solliciteerde hij op achttienjarige leeftijd naar de positie van eerste luitenant bij het Comité tot Zaken van de Oost-Indische Handel en Bezittingen, een orgaan dat na de verdrijving van de laatste stadhouder was ingesteld om bedoelde zaken te besturen. Hij werd aangenomen en een jaar later, vlak voor het officiële einde van de hoogbejaarde en wankele Oost-Indische Compagnie, kwam hij in Indië terecht. Bij de eerste gelegenheid die zich voordeed, onderscheidde hij zich te velde; als gevolg daarvan heeft het hoofd van het Indische leger, Simon de Sandol Roy, hem voor promotie voorgedragen bij de gouverneur-generaal, die de jongeman, welke wij nu leren kennen als Johannes van den Bosch, bevorderde tot kapitein-adjudant.
- Details
Un tanki? Si, danki.
Door John G. Jonkhout
Dit artikel verscheen eerder in druk in De Archiefvriend van september 2004
Jacobus Philippus Leseur zat aan zijn lessenaar in zijn landhuis Daniel te denken (1). Hij had een kleine plantage, waar weinig groeide, waar geen hofje was en maar weinig goede grond. Naast zijn plantage had hij een stuk grond in bruikleen van de overheid; hij zou daar graag een dam willen aanleggen om water te vergaren en een hofje aan te leggen; er was een reepje, waar een rooi doorheen liep en waarlangs de grond goed genoeg was om maïs te planten. Het zou een hoop werk zijn en ook wel wat geld kosten, maar dat kon hij van de ene dag op de andere kwijt zijn, want de overheid was toen al zo dat je ieder ogenblik van je rechten kon worden beroofd. De enige oplossing was om te proberen de grond voor een appel en een ei te kopen.
Hij moet de overheid benaderd hebben en de gouverneur zover gekregen hebben dat deze twee taxateurs aanstelde, om de waarde van de grond te schatten; een van die taxateurs was de bekende A. Evertsz, de andere de genieofficier H.J. Abbing. Deze twee hebben de zaak bekeken. Het stuk grond grensde over een afstand van 1100 el langs de weg. Naar achteren toe was het aan beide kanten 622 ellen diep. Aan de achterkant had het de vorm van een driehoek, maar daar kon niet gemeten worden wegens de vele stekels en de woestheid van de grond (2). In het voorliggende geval bestond zeven achtste van het geheel uit onvruchtbare rotsgrond. Daar is nooit bebouwing geweest en daar kan niet geplant worden. In de sleuven, gaten en openingen heeft zich schraal en stekelachtig kreupelhout voortgeplant. Hierop lettend, en in aanmerking nemen de motieven van Leseur, die allemaal in het rapport zijn verwerkt, hebben de taxateurs geen hoger bedrag kunnen verzinnen dan tweehonderd pesos (19 april 1824, bijlage akte nr. 141) (3). De grond is inderdaad voor dat bedrag verkocht. We kunnen ons afvragen of de gouverneur diep heeft nagedacht; Leseur verkocht alles minder dan een jaar later voor $19.500,= aan Moïse Pinedo jr., van wie hij het weer terugkocht op een veiling, twee jaar later, voor f. 5.606,66,= (3). Het is echter niet gemakkelijk na te gaan of hij winst heeft geboekt, omdat de gegevens over zijn eigen akte van aankoop, zoals verstrekt door mw. Van der Lee, niet kloppen, en ook omdat er nog een derde stuk grond werd meeverkocht, namelijk Kasjoetuin, dat ligt in de hoek van de afslag naar St. Willibrord en de Weg naar Westpunt (4).
We kunnen ons ook afvragen hoe het komt dat de motieven die Leseur heeft bedacht, allemaal zijn opgesomd in het taxatie-rapport. Het kan haast niet anders of de taxateurs hebben hem gesproken. Alexander Evertsz was goed thuis in de buurt, want hij heeft Daniel tot tien jaar ervoor gedurende twee jaar zelf bezeten (3). De grond was toen inderdaad niet veel waard; we kennen allemaal het stenige en droge midden-Curaçao, waar niettemin in de regentijd veel plassen lang blijven staan op die kalkplateaus. Nu gaat het om deze plassen en de naam ervoor in het papiaments, namelijk “tanki”. Ik heb me altijd afgevraagd hoe dat in onze landstaal terecht is gekomen. Niet uit het Nederlands, want het Nederlandse woord tank houdt geen verband met “waterplas” en wordt op z’n Engels uitgesproken; niet met Engelse woord “tank”, want daar geldt hetzelfde voor en bovendien staat de uitspraak ervan een woordafleiding uit de weg. Ik denk dat ik het nu weet; in het aangehaalde rapport spreken de taxateurs namelijk van het voornemen van Leseur om op het begeerde stuk grond een watervanggebied, een “étang” aan te leggen; dat is Frans voor vijver, poel. We hebben hier dus een gedocumenteerde afleiding van een Papiaments woord (5). Mogen er nog vele volgen.
Noten:
(1) Van der Lee, Plantages, blz. 2. Daniel wordt door Van der Lee ten onrechte Bagade genoemd; dat is een afzonderlijk stuk grond, met eigen privileges, dat wel met Daniel mee werd verhandeld in die tijd. Bahada di Daniel is het reepje, dat tegen het plateau van Daniel ligt, op het plateau van de Noordkant.
(2) In sommige inspecties en rooibrieven vindt men ook dat er niet gemeten kon worden vanwege de “kadoesjes en de baranques”.
(3) Als we voor het gemak er van uitgaan dat het stuk naast Daniel ligt, achterin, de driehoek niet meegerekend, even breed was als de weg, dan komen we eerst aan een oppervlakte van 1000x615 meter (afgerond), dat is 61,5 ha. Nemen we voor de driehoek 1100 meter als basis, en gaan we voor het rekengemak uit van een stompe driehoek met de helft van de zijden als hoogte, dan komt daar nog bij: 1100m(basis)x150m (halve hoogte), is gelijk 16,5 ha, totaal dus 78 ha. Leseur had dus niets te klagen over de taxateurs.
(4) In 1840 heeft hij Daniel verkocht aan zijn zoon, die de op een na meest weelderige naam van Curaçao draagt: Anthony Hoogland Steeling Leseur. De familie wordt kort besproken in Krafft, blz. 393. De weelderigste achternaam is natuurlijk Jacob Bennebroek van de Linde Schotborg.
(5) Een ander Papiaments woord, ontleend aan het plantageleven is, “baké”, oorspronkelijk “vaquero”, een de meest gewaardeerde soorten onvrije personen, om zijn kennis van paarden en koeien.
Pagina 2 van 3